Cahiers

Een repeterende breuk? (noten)

Noten uit het artikel van Pieter Niemeijer

(Nader Bekeken, nr 1, januari 2016)

 

Noten:

1    Voor de manier waarop K. Schilder de eenheid van de kerk beklemtoont, zie C. Trimp, Kerk in aanbouw, p. 82-90.

2    J. van Oort, Augustinus over de kerk, p. 80-83.

3    J. Calvijn, Institutie, IV.1.12.

4    P.L. Voorberg, Doop en kerk, p. 69.

5    J. van Oort, Augustinus over de kerk, p. 91; H.B. Weijland, Augustinus en de kerkelijke tucht, p. 72-74.

6    H.B. Weijland, Augustinus en de kerkelijke tucht, p. 68v.

7    J. van Oort, Augustinus over de kerk, p. 92. Ook als gereformeerden spreken we terughoudend over de excommunicatie. Een buitensluiting uit de kerk kan onontkoombaar zijn, maar dan gaat het altijd om iemand die zelf alle band met Christus verbreekt en niet uit zijn werk en evangelie leven wil, en zo zichzelf buiten de kerk plaatst. De kerk doet in haar buitensluiting niet anders dan dat constateren en er rechtsgevolgen aan verbinden. We noemen dat het ‘declaratorisch’ karakter van de uitsluiting; vgl. het formulier voor de openbare kerkelijke tucht, in gebruik bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt): ‘Daarom verklaren wij als herders en opzieners van deze gemeente in de naam van onze Heer Jezus Christus, dat N.N., die zichzelf al buiten de gemeente van Christus heeft gesloten, nu officieel buitengesloten wordt.’

8    J. van Oort, Augustinus over de kerk, p. 83-85.

9    J. Faber, Vestigium ecclesiae, p. 132; H.B. Weijland, Augustinus en de kerkelijke tucht, p. 53-58.

10  J. van Oort, Augustinus over de kerk, p. 91.

11  J. Calvijn, Institutie, IV.1.13.

12  ‘De definitieve besluitvorming in de vorm van excommunicatieve maatregelen werd in al deze gevallen als beslissende koersbepaling (en dus als einde van een proces) beschouwd’, C. Trimp, Kerk in aanbouw, p. 276. Vgl. ook de bijdrage van J. Kamphuis, ‘De kerk in de Acte van Afscheiding’, in: D. Deddens en J. Kamphuis (red.), Afscheiding – Wederkeer. Opstellen over de Afscheiding van 1834, Haarlem, Vijlbrief, 1984, p. 95-116.

13  Vgl. ook hier: J. Kamphuis, De kerk in de Acte van Afscheiding.

14  Met alle gevolgen voor de geloofszekerheid die dat meebrengt: is mijn doop een echte doop of niet?

15  J. van Oort, Augustinus over de kerk, p. 79.

16  J. Calvijn, Institutie, IV.1.10. Ook Augustinus wijst op de genezende ruimte die de kerk is, H.B. Weijland, Augustinus en de kerkelijke tucht, p. 52.

17  Vgl. voor een uitvoerige behandeling van deze zaak de twee Kamper dissertaties: P.L. Voorberg, Doop en kerk; J. Faber, Vestigium ecclesiae.

18  J. Calvijn, Institutie, IV.12.11.

Zoeken

Cahier 134


Cahier 134,
Getuigen vandaag
Peter Drost
 

Cahier 133


Cahier 133,
Hugenoten en hun strijd voor vrijheid van godsdienst
Dr. Harm Veldman

Cahier 132


Cahier 132,

Op weg naar harmonie
C. van der Leest

Cahier 131


Cahier 131,
Ismaël was geen islamiet
Lucius W. de Graaff

Cahier 130


Cahier 130,

Defragmenteer mijn hart
David de Jong

Cahier 129


Cahier 129,
Gods lieveling.
Salomo's wijsheid

Henk Drost